Huid

Als je naar je lichaam kijkt, zie je bijna alleen maar huid. De huid is een soort jas voor elk soort weer. Zij is waterdicht – in twee richtingen. Ze houdt water buiten, en wat nog belangrijker is, ze houdt het ook binnen. Je organen moeten namelijk vochtig gehouden worden en als het ware baden in vloeistof. Anders drogen ze uit en sterven ze af. Je huid is niet helemaal waterdicht. Denk er maar eens aan als je te lang in bad zit. Dan wordt je huid papperig en begint te lekken. Huid is ook gesloten voor ziektekiemen. Ze is een sterk pantser waar schadelijke bacteriën niet zomaar doorheen dringen. De meeste ziektekiemen komen het lichaam binnen via ‘openingen’ in de huid, zoals de neus en mond, en via verwondingen in de huid. Huid beschermt ook de organen tegen de gevaarlijke onzichtbare ultraviolette straling die de zon uitzendt. Huid is veerkrachtig en soepel. Als je beweegt, rekt ze op om de bewegende lichaamsdelen te blijven bedekken. Later veert de huid weer terug, zodat het jasje altijd strak om je lichaam blijft zitten! Huid slijt niet weg, maar vernieuwd zichzelf voortdurend. Waar hard en vaak over de huid wordt gewreven, vormt zich zelfs een extra dikke laag die daar beter tegen kan. Mensen die veel zwaar werk met hun handen doen, hebben daar daarom harde, dikke plekken in hun huid: eelt. Als je jezelf hebt verwond, repareert de huid zich automatisch. Maar de huid doet nog veel meer. Ze houdt je lichaam op de juiste temperatuur en zorgt ervoor dat je dingen kunt voelen.

Onder je huid

De buitenste laag van het lichaam is dood. Je haar en de bovenste laag van je huid bestaat uit dode cellen. Maar minder dan een millimeter onder de oppervlakte van je huid heerst een bedrijvigheid van belang. Daar zijn de cellen doorlopend bezig zichzelf in tweeën te delen om nieuwe lagen huidcellen te vormen. Die huidcellen verharden (‘verhoornen’) en sterven, en zijn bedoeld om de bovenste huidlaag te vervangen wanneer die afslijt. Dagelijks wrijf je miljoenen dode cellen van je huid weg als je je wast en afdroogt, je aankleedt en je beweegt. Veel van het ‘stof’ in huis bestaat uit dode cellen die van de huid van mensen is afgeveegd. Alleen de bovenste laag van de huid slijt weg. Die laag heet de opperhuid. Deze opperhuid heeft de taak de onderliggende laag, de lederhuid, te beschermen. De lederhuid is gemaakt van taai, rekbaar materiaal, dat de huid zijn veerkracht verleent. Door de

lederhuid lopen bloedvaten, die de huid van voedsel voorzien; ook zitten daar de de zenuwuiteinden (die voorwerpen, warmte, koude en pijn voelen), de zweetklieren en de vetklieren (die de huid soepel en waterdicht houden). De huid ziet er niet overal hetzelfde uit. De huid van de hand heeft een heleboel kleine ribbeltjes om dingen goed vast te kunnen pakken. Op de voetzolen is de huid erg dik, omdat daar de meeste slijtage optreedt.

De cellen van het lichaam

Een sneeuwpop is gemaakt van kleine sneeuwvlokjes. Eigenlijk lijk je zelf ook wel een beetje op een sneeuwpop. Want jij bestaat ook uit kleine deeltjes, die cellen heten. Alleen zien bij jou die cellen er lang niet allemaal hetzelfde uit. Een paar verschillende soorten zijn hier afgebeeld. Ieder belangrijk onderdeel van je lichaam, ieder orgaan, is gemaakt van een bepaald soort cellen. Welk soort dat is, hangt af van de aard van het werk dat de organen moeten verrichten. Cellen moeten bepaalde stoffen maken, of stoffen omzetten in andere stoffen, of zich splitsen zodat er nieuwe cellen ontstaan. Sommige cellen, bijvoorbeeld die in je huid en je bloed, leven niet langer dan een paar weken. Andere, zoals die in je zenuwen en je botten, kunnen wel zo oud zijn als jij zelf. De meeste cellen zijn ongeveer een – dertigste millimeter groot, te klein om zelfs nog met een vergrootglas te zien: je hebt er een microscoop voor nodig. Er zitten ongeveer 50 miljard (50 x 1000 x1000 x 1000) cellen in je lichaam.

Hoeveel huid?

De huid wordt vaak ‘het grootste orgaan van het lichaam’ genoemd. Dat is niet zo verwonderlijk, want zij bedekt alle rondingen en vormen van het hele lichaam en dat zijn er nogal wat. De meeste mensen hebben ongeveer twee vierkante meter huid, die in totaal zo’n 2,5 kilogram weegt.

Huidkleur

Mensen van wie de voorouders in verschillende delen van de wereld leefden, hebben een verschillend gekleurde huid. Elke huid bevat een kleurstof die pigment heet. Een donkere huid bevat meer pigment dan een blanke. Pigment is nodig om het lichaam tegen felle zon te beschermen, en daarom hebben mensen uit warme, zonnige streken een donkerder huid dan mensen uit koudere streken. Mensen met een blanke huid worden vanzelf bruin als ze een tijd in de felle zon liggen. Onder de huid is iedereen hetzelfde.

Temperatuurregeling

Dank zij de huid blijft ons lichaam altijd op de voor mensen optimale temperatuur van ongeveer 37 graden Celsius. De hersenen regelen de hoeveelheid bloed die door de huid stroomt. Daarmee wordt de juiste temperatuur in stand gehouden. Als je het te warm krijgt, worden de bloedvaten in je huid wijder. Er kan dan meer bloed door stromen, dat door de buitenlucht wordt afgekoeld. Door deze extra hoeveelheid bloed in je huid zie je er dan rood of blozend uit. Een andere manier om te zorgen dat je het niet te warm krijgt, is zweten. Waterig zweet loopt uit de zweetklieren van de huid. Dat zweet verdampt en verbruikt daardoor lichaamswarmte. Als je jezelf op een warme dag nat spettert, krijg je het ook koeler. Dat water verdampt immers ook. Als het koud is, worden de bloedvaten in de huid nauwer. Er kan dan minder bloed door stromen en daardoor verdwijnt er ook minder warmte via de huid. Je ziet er dan bleek uit. Je spieren helpen ook mee: ze gaan van uit zichzelf werken en dat levert warmte op. Dat heet ‘rillen’.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License